De huurprijzen in Nederland zijn dit jaar sterk gestegen, met een gemiddelde toename van 5,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit is de grootste stijging in ruim dertig jaar sinds 1993, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Deze ontwikkeling raakt vooral huurders in zowel de sociale als de
vrije huursector. In de vier grote steden steeg de huur het hardst in
Rotterdam, terwijl
Amsterdam met een relatief lagere stijging te maken had.
De stijging in de sociale huursector valt het meest op. Woningcorporaties verhoogden de huren met gemiddeld 5,6 procent, terwijl andere verhuurders binnen deze sector een nog hogere stijging van 5,7 procent doorvoerden. Deze stijgingen benaderen de maximale verhoging van 5,8 procent die door de overheid per 1 juli van dit jaar werd ingesteld.
De Woonbond uitte grote zorgen over deze ontwikkeling. Volgens hen kunnen de huren volgend jaar nog verder stijgen, aangezien de huurverhogingen in de sociale sector gekoppeld zijn aan de gemiddelde loonstijging.
Op regionaal niveau stegen de huurprijzen het meest in Rotterdam, waar huurders met een toename van 5,9 procent te maken kregen. Andere grote steden, zoals
Utrecht en
Den Haag, volgden met vergelijkbare stijgingen.
In Amsterdam was de huurverhoging met 5,2 procent de laagste van de vier grootste steden. Dit verschil kan deels worden verklaard door de al hoge huurprijzen in de hoofdstad, waardoor de ruimte voor verdere stijgingen beperkt lijkt.
Opvallend is dat de provincies buiten de Randstad niet achterblijven in deze trend. Zo noteerde Drenthe de grootste stijging van 5,8 procent, gevolgd door Overijssel en Gelderland. Dit duidt erop dat de huren ook in deze regio’s in rap tempo omhooggaan, mede doordat de druk op de woningmarkt landelijk blijft toenemen.
Ook in de vrije huursector stegen de prijzen aanzienlijk, met een gemiddelde van 5 procent. Deze stijging valt binnen de grenzen van de Wet maximering huurprijsverhogingen, die in 2021 werd ingevoerd en recentelijk is verlengd tot 2029. Deze wet legt een bovengrens vast aan de jaarlijkse huurstijgingen, die is gekoppeld aan ofwel de inflatie of de cao-ontwikkelingen, afhankelijk van welke factor lager uitvalt.
Door de wet stegen de huurprijzen in de vrije sector voor zo’n 640.000 huishoudens dit jaar met maximaal 5,5 procent. Dit moet huurders enige bescherming bieden tegen exorbitante verhogingen, hoewel het effect op de lange termijn afhangt van toekomstige economische ontwikkelingen, zoals de loonstijgingen en inflatie.
Met de invoering van de Wet betaalbare huur per juli 2023 zijn er nu bovendien regels van kracht voor huurprijzen in het middensegment, hoewel de effecten daarvan op deze recente cijfers nog niet zichtbaar zijn.
De forse huurstijgingen van dit jaar komen deels voort uit een inhaalslag na jaren van relatief beperkte verhogingen. Volgens Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom bij het CBS, waren eerdere huurverhogingen lager vanwege de coronacrisis, de
hoge inflatie en de stijgende energieprijzen, waardoor verhuurders nu de kans grijpen om achterstallige verhogingen door te voeren.
Voor de komende jaren is de verwachting dat de druk op de huurprijzen zal aanhouden, vooral in de sociale huursector. De koppeling van de huurverhogingen aan de gemiddelde loonontwikkeling kan leiden tot stijgingen van meer dan 6 procent in 2025.
De Woonbond dringt erop aan dat de overheid deze ontwikkelingen nauwgezet in de gaten houdt en waar nodig maatregelen neemt om huurders te beschermen tegen een steeds onbereikbaardere woningmarkt.